De hufter op het witte paard - Kapitel 9
je? Wat is er aan de hand? Wat hoor ik daar voor geruis op de achtergrond?’
`Ik lig in bad, ik neem een ontspanningsbad en ik doe er net wat heet water bij. Hé, luister eens, ik moet de waarheid weten. Als jij met een vrouw naar bed bent geweest, hoe lang wacht je dan voor je haar weer opbelt?’
`Als ik ooit nog weer eens met een vrouw naar bed ga, dan vraag ik haar nog dezelfde nacht of ze met me wil trouwen.’
`Nee even serieus.’
`Knap? Blond? Rondborstig?’
`Doe nou niet zo flauw.’
`Oké. Mmmm. Nou, de laatste keer, dat staat me nog levendig bij, toen heb ik haar de volgende avond een bos rozen gebracht. Ik had ook nog een picknickmand bij me, om haar spontaan naar het park te ontvoeren.’
`En?’
`Ach, weet je, ik geloof dat ze nogal overrompeld was.’
`Kan ik me voorstellen. Ze had waarschijnlijk net een gezichtsmasker opgedaan.’
`Nee, dat niet. Integendeel, ze zag er prachtig uit. En ze had ook zo’n verrukkelijke manier om aan haar oorlelletjes te friemelen als ze nerveus was. Dan streek ze haar haar naar achteren en…’
`… en, is het wat geworden met die picknick?’
`Met ons niet en met die picknick ook niet. Ze heeft me aan de deur afgewimpeld en ze zei dat ze net bezoek had. Maar ik kon horen dat de tv aanstond. Enfin. Ik heb nog drie keer iets ingesproken op haar antwoordapparaat. Heeft nooit teruggebeld.’
`Arme stakker. Maar zo’n vrouw zou toch niks voor je zijn.’
`Ach kom. En wat voor vrouw zou dan in hemelsnaam wel iets voor mij zijn? Maar laten we daar nu niet over beginnen. Je wilt dus weten hoe lang je nog moet blijven wachten?’
`Ja. Nee. Ik bedoel, puur theoretisch.’
`Tuurlijk.’
`En Jim…’
`Ja?’
`Deze vent, die theoretische vent dus, die is niet zoals jij. Begrijp je? Het is meer zo’n typische man.’
`Right. Een egocentrische klootzak, carrièretypetje, nul komma nul inlevingsvermogen, waar vrouwen en masse voor vallen?’
`Mmmm. Zo ongeveer.’
`Misschien ben ik in deze niet de juiste raadgever. Maar wacht even, Klaus en Hannes zitten hier. Ga jij lekker verder met je ontspanningsbad, dan zal ik dit onderwerp eens met hen bespreken. Zet je fax aan, dan krijg je zo een statement van twee à drie ervaren mannen thuisgestuurd. Heb je zin om straks nog naar de Max-bar te komen?’
`Eh, nou ja, ik heb waarschijnlijk nog andere plannen. Maar zo niet, dan kan ik altijd nog…’
`Ik begrijp het al. Bel maar als hij zich niet meldt.’
Hij giechelt, de idioot, en op de achtergrond hoor ik zijn bezopen maatjes hem toe proosten.
`Malloot. Ik lijd.’
`Natuurlijk. Begrijp ik toch. Jij lijdt, omdat je wilt lijden. Jij bent niet gelukkig als je niet kunt lijden.’
`Hoezo? Wat? Wat wil je daarmee zeggen?’
`Niks, laat maar. Ik beloof je dat als wij ooit met elkaar naar bed gaan, dat ik je dan meteen de volgende dag opbel. Blijf gewoon zoals je bent.’
`Maar ik wil niet blijven zoals ik ben!’
`Precies.’
Opgehangen. Lul. Dat vind ik nou zo typisch. Mannen kunnen de veelgelaagde vrouwelijke karakterstructuur gewoon niet begrijpen. Zelfs zo eentje als Big Jim niet. Ik ben introspectief en ik sluit mijn ogen niet voor problemen. En dan ben je dus meteen een humeurig wijf.
Neem nou Sacha. Die kwam stelselmatig minstens een halfuur te laat opdagen als wij een afspraakje hadden. Toen ik hem daar op aansprak, heel vriendelijk volgens mij, maar wel beslist, toen vond meneer dat ik daar geen probleem van moest maken.
Hoezo, geen probleem ervan maken! Het is wel degelijk een probleem als je van acht uur tot kwart voor negen slechts gekleed in een jarretelletje thuis rondhangt en de sekt in de glazen langzaam maar zeker alle koolzuur verliest en uiteindelijk net een urinestaal lijkt. Dat is toch niet leuk! Daar mag je toch wel wat van zeggen!
Ach, zit ik me al weer op te winden. En dat in een ontspanningsbad. Zit bovendien al veel te lang in bad, mijn huid is zo rimpelig als hij over twintig jaar zal zijn zonder inweken.
De keer daarop liet ik niets aan het toeval over. Ik had dr.Daniel Hofmann twee dagen in onzekerheid gelaten – dat wil zeggen, ik hoopte dat hij in onzekerheid zat – voor ik hem terugbelde. Het tijdstip van mijn telefoontje had ik perfect gekozen: donderdag om 20.18 uur.
Ik heb namelijk bedacht dat dat tijdstip de volgende indruk wekt:
1) Cora Hübsch is een vrouw die geïnteresseerd is in het wereldgebeuren en de politiek. De actualiteit van de dag is haar stokpaardje. Ze blijft op de hoogte en heeft ongetwijfeld interessante ideeën over de euro en het effect ervan op het stelsel van de Europese Gemeenschap.
Niets kan Cora Hübsch ervan weerhouden om om acht uur naar het journaal te kijken. Waarschijnlijk neemt ze tussen acht uur en kwart over acht niet eens de telefoon op;
2) Cora Hübsch is niet geïnteresseerd in oppervlakkige afleiding en banaal vertier. Als ze al thuis is ‘savonds, dan houdt ze zich bezig met het intensief bestuderen van hoogstaande literatuur.
In the line of fire met Clint Eastwood, Sylvia – een klasse apart met Uschi Glas, Mijn dochter is de zoon van mijn dode moeder bij Jerry Springer – banaal tv-spektakel zonder Cora Hübsch. Waarschijnlijk heeft ze niet eens een tv-gids;
3) Cora Hübsch is een soevereine vrouw. Ze belt op een donderdag op. Andere vrouwen zouden bang zijn zo de indruk te wekken dat ze nog geen plannen hebben voor het weekend. Cora Hübsch heeft hoogstwaarschijnlijk allerhande plannen voor het weekend. En zo niet, dan kan dat een zelfbewuste vrouw als zij niets schelen.
Om 20.18 uur was ik optimaal voorbereid. Natuurlijk had ik ook aan gepaste achtergrondmuziek gedacht. Jo had de nieuwe cd van Van Morrison voorgesteld. Mannen houden bijna allemaal van Van Morrison. `Hij zingt zoals wij voelen,’ zo had een ex-vriendje van Jo dit ooit verklaard. `Ach kom,’ had zij daarop oprecht verrast geantwoord, `Van Morrison maakt toch juist gecompliceerde muziek?’
Ik had afgezien van Van Morrison en besloten tot de nieuwszender Deutschlandfunk. Ik moest per slot van rekening niet alleen een academicus imponeren, maar ook nog een roodharige slet zien te verslaan. Goed, Ute Koszlowski mag dan mooi zijn. Ze mag maatje 38 dragen. Ze mag bij rtl net zoveel hoofdzusters spelen als ze maar wil!
Ik zou dr. Daniel Hofmann voor mij winnen met mijn intellect!
20.18 uur. Op de Deutschlandfunk sprak men over `de dichtkunst van Heinrich Heine’.
Mijn tijd was gekomen.
`Hofmann?’
`Hallo? Met Cora Hübsch.’
`Dat is nog eens hübsch .’
Hè, nee. Ik bedoel, werkelijk. Die grap heb ik in mijn leven al een paar keer te vaak gehoord.
`Die grap heb ik in mijn leven al wel vaker gehoord,’ zei ik. Cool.
`Tja. Ligt ook voor de hand. Luistert u vrijwillig naar die muziek?’
Hè? Wat? Verdomme. Hoe kan een mens nou weten dat ze bij de Deutschlandfunk hun intelligente programma’s onderbreken voor gezang van Koerdische vrijheidsstrijders?
`O! Nee. Dat is de radio. Ik zet hem even zachter. Hoe gaat het met u? Waar was u mee bezig?’ Dat had ik van tevoren bedacht.
Geïnteresseerd. Persoonlijk. Losjes.
`Ik zit net naar In the line of fire te kijken. Goeie film. Met Clint Eastwood. Kent u die?’
Oeps.
`Nee. Ik kijk eigenlijk zelden tv.’
Superieur. Intellectueel. Nonchalant.
`Werkelijk? Ik ben dol op tv. Ik eet zelfs met de tv aan.’
Oeps. Net als ik, maar ik moet me nu niet van mijn koers af laten brengen.
`Dat is ongezond. Je moet je altijd volledig concentreren op wat je doet. Face your food – dat heb ik een keer van een Indiase wijze geleerd.’
Ontwikkeld. Superieur. Wijs. Internationaal.
`Weet ik. De laatste keer dat ik me op mijn eten wilde concentreren, werd ik omvergelopen.’
Wat kon ik daarop zeggen? O, mijn god! Drie minuten geleden was ik nog een vrouw geweest die bekendstond om haar slagvaardigheid! Waar was mijn temperament gebleven? En waar mijn fantasie? Mijn woordenschat?
`Ik weet het en dat wil ik graag goedmaken. Mag ik u uitnodigen voor een etentje? Met de belofte dat u de avond ongedeerd doorkomt?’
Ah! Dat was goed. Gevoel voor humor. Zelfspot.
`Graag. Wanneer hebt u tijd?’
Dit was dus het beslissende moment. Wanneer had ik tijd? Daarover had ik natuurlijk al nagedacht. Vandaag was donderdag. Het weekend was natuurlijk taboe. Ik zou komende woensdag voorstellen. Een goede dag. Een nonchalante, geëmancipeerde termijn. Ik hoorde mezelf zeggen:
`Komt morgenavond uit?’
Had ik dat werkelijk gezegd? Wat had mij bezield? Mijn woorden hingen zwaar en dreigend in de lucht.
`Het spijt me. In het weekend kan ik niet. Volgende week woensdag misschien?’
Shit. Shit. Shit.
`Woensdag? Ogenblikje.’ Ik bladerde veelzeggend door mijn tv-gids.
`Woensdag is oké. Maar pas tegen negen uur.’
Goed. Ik had via een elegant omweggetje mijn waardigheid heroverd.
`Prima. En waar wilt u mij mee naartoe nemen?’
Daar had ik natuurlijk al lang en breed over nagedacht. `Ik zal een tafeltje reserveren in Uno. Kent u dat?’
Ik vind dat je met een Italiaan uit het betere middenklassesegment altijd goed zit. Ik was een keer met Jo naar Uno geweest. Nonchalante mensen. Goed eten. En kelners die zo arrogant zijn dat je gelijk weet dat je in een trendy etablissement zit.
`Ken ik. Negen uur?’
`Negen uur.’
`Mooi. Ik ben benieuwd naar uw